X bv dient niet tijdig haar VPB-aangifte over 2009 in. Hierdoor wordt een ambtshalve aanslag aan haar opgelegd. Kort daarvoor is X bv door het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst geselecteerd voor een controle. Enkele maanden later dient X bv alsnog de aangifte in. In geschil is de veel hogere navorderingsaanslag, die op basis van deze aangifte is opgelegd. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur geen ambtelijk verzuim heeft begaan door de primitieve aanslag op te leggen naar een geschat inkomen. De inspecteur hoefde dus niet de uitkomsten van de controle af te wachten. X bv gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de later door X bv ingediende aangifte een nieuw feit is dat navordering rechtvaardigt. Verondersteld echter dat er bij het opleggen van de ambtshalve aanslag een administratieve fout is gemaakt, dan had deze fout ook door navordering hersteld kunnen worden. De te weinig geheven belasting is namelijk ten minste 30% van de verschuldigde belasting, zodat wordt voldaan aan de bewijsfictie van art. 16-2-c AWR. Voorts staat vast dat de navorderingsaanslag is vastgesteld binnen de tweejaarstermijn van art. 16 lid 3 (laatste volzin) AWR. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 februari