Aan de heer X is een IB-navorderingsaanslag opgelegd. Volgens X heeft de inspecteur een ambtelijk verzuim begaan door de primitieve aanslag overeenkomstig de aangifte op te leggen zonder de uitkomst van het lopende boekenonderzoek af te wachten. In een gesprek had de inspecteur de correctie wel aangekondigd. Bij een boekenonderzoek moet altijd een aantekening worden gemaakt in het computersysteem om te voorkomen dat tussentijds een geautomatiseerde aanslag wordt opgelegd. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat navordering mogelijk is, aangezien X vóór het opleggen van de primitieve aanslag al wist dat zijn aangifte niet klopte. De inspecteur beroept zich terecht op art. 16-2-c AWR. Op grond hiervan mag worden nagevorderd als sprake is van een fout en de te weinig geheven belasting ten minste 30% afwijkt van de wettelijk verschuldigde belasting. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat geen sprake is geweest van een bewuste keuze om de aanslag conform de aangifte op te leggen. X gaat in cassatie. Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat de inspecteur de fout door middel van navordering kan herstellen. De fout berust namelijk niet op een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten of het recht. Een administratief medewerker heeft in strijd met de interne werkinstructie nagelaten de automatische aanslagoplegging te blokkeren. Navordering op grond van art. 16-2-c AWR is mogelijk als door een fout geen of een te lage aanslag is vastgesteld en de fout de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is, waarvan in elk geval sprake is als de te weinig geheven belasting ten minste 30% van de wettelijk verschuldigde belasting bedraagt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens de A-G dat de 30% bewijsfictie de kenbaarheid van de fout objectiveert. Er is dus geen tegenbewijs meer mogelijk. Daarmee wordt in casu voldaan aan de kenbaarheid. De conclusie strekt daarom tot ongegrondverklaring van het beroep van X.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 22 april