X stond tot 29 januari 2009 ingeschreven op een adres in Nederland en in de periode 29 januari tot 25 augustus 2009 op een adres in Brunei. Daarna stond X weer ingeschreven op een adres in Nederland. X heeft over 2009 aangifte IB/PVV gedaan als buitenlands belastingplichtige. In die aangifte zijn de inkomsten die zijn ontvangen van een Ltd vermeld als niet in Nederland belaste inkomsten. Door een derdenonderzoek komt de inspecteur erachter dat X via de Ltd werkzaamheden heeft verricht in Brunei voor een in Brunei gevestigde “branche office” van een BV. X krijgt een navorderingsaanslag over 2009 opgelegd. In geschil is of dat terecht is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt de navorderingstermijn niet is verlopen, omdat in dit geval de verlengde navorderingstermijn van art. 16, lid 4, AWR geldt. X is in 2009 binnenlands belastingplichtige. Er is geen aanleiding om het voordeel aan te merken als winst uit onderneming. De inspecteur heeft het voordeel terecht aangemerkt als ROW. De heffingsrente is terecht in rekening gebracht. De vergrijpboete wordt vernietigd omdat de inspecteur pas in zijn tiendagenstuk voor het eerst het subsidiaire standpunt heeft ingenomen dat sprake is van grove schuld. Artikel 6 EVRM brengt mee dat aan degene aan wie een boete wordt opgelegd, onverwijld en in bijzonderheden op de hoogte wordt gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag