Bij mevrouw X (belanghebbende) en haar fiscale partner zijn bij de primitieve IB-aanslagregeling over 2007 correcties aangebracht, omdat zij inkomsten zouden hebben behaald met de handel in auto's. X had aanvankelijk geen recht op de verhoogde algemene heffingskorting. Na bezwaar zijn de correcties echter komen te vervallen. Aangezien het bezwaar van X echter eerder is afgedaan dan dat van haar partner, kreeg zij onbedoeld de verhoogde heffingskorting. In geschil is of de inspecteur dit bij wege van navordering bij X kan herstellen. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat het niet mogelijk is, omdat het niet tegelijkertijd afhandelen van de bezwaren geen voor X kenbare fout was. Er is ook geen nieuw feit, omdat het bij de inspecteur redelijkerwijs bekend moet zijn geweest dat ook aan het bezwaar van haar partner tegemoet zou worden gekomen. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur wel beschikt over een nieuw feit, namelijk het feit dat het belastbaar inkomen van de partner ook bij uitspraak op bezwaar werd verminderd. Pas op dat moment werd het bij de inspecteur bekend dat de aan X bij uitspraak op bezwaar verleende heffingskorting te hoog was. In casu hoefde de inspecteur beide bezwaarschriften niet gelijktijdig af te handelen of vóór de afdoening van het bezwaar van X het dossier van haar partner te raadplegen. Ondanks dat de inspecteur wist dat er van de partner ook een bezwaarschrift liep, is er ook geen ambtelijk verzuim. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 26 november