De heer X overlijdt in 2004. X was gehuwd met mevrouw Y. Belanghebbenden, Y en hun drie kinderen, zijn de erfgenamen. In 2005 ontvangt Nederland van België informatie over rekeninghouders van Van Lanschot Bankiers in Luxemburg. De inspecteur stuurt in 2007 een vragenbrief naar de erven. Y stelt niets van het geld bij Van Lanschot te weten. Medio 2008 voert de inspecteur een extra controle uit in verband met huwelijksontbindingen vóór het moment van identificatie waardoor er mogelijk destijds meer personen een zelfde namencombinatie hadden dan eerder was vastgesteld. In geschil zijn de diverse aan de erven X opgelegde navorderingsaanslagen zonder boete. Een deel van de aanslagen is inmiddels in 2013 vernietigd, een ander deel is gehalveerd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor de vertraging in verband met de extra controle een aanvaardbare verklaring bestaat. De identificatie is betrouwbaar en de stukken van het geding geven geen aanleiding om aan te nemen dat de inspecteur tot het opleggen van de aanslagen niet de vereiste voortvarendheid heeft betracht. De erven X claimen wel terecht een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Voor rekening van belanghebbenden komt de duur voor het motiveren en het met instemming aanhouden van het bezwaar tot de datum waarop de Hoge Raad in de proefprocedure arrest heeft gewezen. Voorts wordt rekening gehouden met de vertraging die is ontstaan door het meerdere malen uitstellen van de hoorgesprekken.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 2 juli