Rechtbank Zutphen oordeelt dat de heffingsambtenaar een navorderingsaanslag zuiveringsheffing aan X mocht opleggen. De aanslag wordt wel verminderd.

Eiseres, X, is een vennootschap onder firma. Zij is het niet eens met de navorderingsaanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte die de heffingsambtenaar van Tricijn haar heeft opgelegd voor de periode van 30 juni tot en met 31 december 2005.

Rechtbank Zutphen oordeelt dat de heffingsambtenaar een navorderingsaanslag zuiveringsheffing aan X mocht opleggen. De rechtbank overweegt dat X in 2005 haar werkzaamheden op het nieuwe adres is gestart en dat de heffingsambtenaar – bij gebrek aan referentiegegevens – niet eerder dan bij de afhandeling van de aangifte over 2006 heeft hoeven te twijfelen aan de juistheid van het door X opgegeven waterverbruik. Dat in het kader van bij X uitgevoerd afvalwateronderzoek door medewerkers van het waterschap de meterstanden zijn genoteerd en dat, zoals X met een verwijzing naar de conclusie van A-G IJzerman van 19 november 2010 (nr. 10/02316, V-N 2011/2.18.5) heeft aangevoerd, de heffingsambtenaar op grond van die meterstanden ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag had kunnen – en moeten – weten dat het opgegeven waterverbruik te laag was, noopt niet tot een ander oordeel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de heffingsambtenaar het door X opgegeven waterverbruik heeft vergeleken met de bij het waterleidingbedrijf bekende gegevens en dat daarbij geen inconsistenties in het door X opgegeven waterverbruik zijn geconstateerd. De heffingsambtenaar hoeft niet bij voorbaat uit te gaan van een foutief ingevuld aangifteformulier. Nader onderzoek naar de juistheid van het door X opgegeven waterverbruik was dan ook niet nodig. De rechtbank laat daarbij nog meewegen dat de notering van een meterstand in het kader van een uitgevoerd afvalwateronderzoek niet bedoeld is om de hoeveelheid ingenomen water op jaarbasis te controleren of te bepalen. De navorderingsaanslag is dus terecht opgelegd maar wordt wel verminderd omdat de heffingsambtenaar niet voldoet aan de tegenbewijsregeling van art. 4 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water. De navorderingsaanslag is ten onrechte niet gebaseerd op de afvalwatercoëfficiënt 0,056 als behorend bij klasse 10 van de in art. 22 lid 3 van de WVO (oud) behorende tabel. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zutphen

Editie: 15 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen