Rechtbank Den Haag acht omkering van de bewijslast op zijn plaats nu de inspecteur aannemelijk maakt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. X heeft niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is, maar toch oordeelt de rechtbank dat de inspecteur het verzwegen inkomen van X niet op een redelijk bedrag heeft geschat.

X drijft twee eenmanszaken en is (een deel van het jaar) grootaandeelhouder van drie bv’s. Van twee bv’s is hij ook bestuurder. X doet aangifte IB/PVV 2015 van een negatief belastbaar loon en een negatief inkomen uit eigen woning. In geschil is of de inspecteur terecht de inkomsten heeft verhoogd met bedragen aan winst uit onderneming, gebruikelijk loon en overige inkomsten.

Rechtbank Den Haag acht omkering van de bewijslast op zijn plaats nu de inspecteur aannemelijk maakt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. X heeft niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is, maar toch oordeelt de rechtbank dat de inspecteur het verzwegen inkomen van X niet op een redelijk bedrag heeft geschat. De inspecteur heeft bedragen aan gebruikelijk loon in aanmerking genomen, maar voor een van de bv’s is dat niet terecht omdat niets erop wijs dat X voor die vennootschap arbeid heeft verricht. Ook heeft zich een dubbeltelling voorgedaan doordat de inspecteur zowel een geschat leefgeld als een op stortingen gebaseerd bedrag aan winst uit onderneming in aanmerking heeft genomen. De rechtbank vermindert de aanslag, maar acht de verzuimboete wegens het te laat doen van belastingaangifte juist.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 27 mei

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen