De heer X is houder van een motorrijtuig. In 2014 is de verschuldigde motorrijtuigenbelasting van € 96 tot tweemaal toe niet tijdig betaald. In geschil is of voor het tweede verzuim terecht een verzuimboete van € 147 is opgelegd. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat de verschuldigde belasting al was betaald voordat de onderhavige boete kenbaar was gemaakt en dat de boete dus in strijd is met art. 3:40 Awb. Voorts stelt X dat hij geen rekening had ontvangen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de boete terecht is omdat de verschuldigde belasting te laat was betaald. Uit art. 3:40 Awb volgt niet dat de boete ten onrechte is opgelegd. Niet van belang is of de inspecteur het standpunt van X niet heeft weersproken, aangezien de beoordeling van een juridisch standpunt aan de rechter is voorbehouden. Het doet er ook niet toe dat de rechtbank het betreffende standpunt van X niet heeft behandeld. De uitspraak van de rechtbank kan namelijk worden bevestigd met verbetering van de gronden. De omstandigheid dat geen rekening is ontvangen, kan er voorts niet toe leiden dat X was ontheven van zijn betalingsverplichting. X had uit eigen beweging maatregelen moeten nemen om de belasting tijdig te voldoen. De boete van € 147 is gelet op de ernst van het verzuim passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 15
Algemene wet bestuursrecht 3:40
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 28 september