Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur een nieuw feit heeft en dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. X BV moet dus alsnog afrekenen over haar goodwill.
X BV is een 100% dochter van een groep BV's die software ontwikkelt om bedrijfsprocessen te analyseren. X BV is klant van een belastingadviseur, die is aangesloten bij het convenant Leidraad Horizontaal Toezicht Fiscaal Dienstverleners van de Belastingdienst. Vanaf 2016 vindt een reorganisatie van de groep plaats, waarbij de activiteiten worden geconcentreerd in één BV. De groep verwerft hiervan vervolgens alle aandelen en geeft zelf nieuwe aandelen uit aan drie nieuwe participanten. In 2017 is X BV geliquideerd. Ondanks dat begin 2019 het vooroverleg over het te claimen liquidatieverlies nog gaande is, wordt de aangifte van X BV over 2017 ingediend zonder een kennisgeving aan de inspecteur of het aankruisen van het vakje ‘expliciete uitspraak Belastingdienst gevraagd’. In geschil is of de inspecteur nadat de aanslag conform de aangifte automatisch is verwerkt alsnog een navorderingsaanslag aan X BV met € 188.368 belastingrente kan opleggen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur een nieuw feit heeft en dat de aanslag terecht is opgelegd. X BV heeft bovendien niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. X BV heeft niet doen blijken dat de aanslag, na de uitspraak op bezwaar, te hoog is. X BV moet dus alsnog afrekenen over haar goodwill van € 1.405.047. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel ten aanzien van de belastingrente is geen sprake. De inspecteur stelt met succes dat hij eerst het overleg met de adviseur wilden afronden alvorens hij tot navordering over wilde gaan. Het beroep van X BV is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Vennootschapsbelasting
Editie: 24 juli
Informatiesoort: VN Vandaag