Rechtbank Gelderland oordeelt dat X BV in 2015 de economische eigendom van vijf onroerende zaken voor € 3.291.231 aan de zoon van haar DGA heeft overgedragen. De navordering is terecht, maar de 30%-vergrijpboete wordt wel vernietigd.

De heer G overlijdt in 2020. Hij was eigenaar van een accountantskantoor en directeur/enig aandeelhouder van twee bedrijven, waaronder X BV. In de BV is een deel van zijn vastgoedportefeuille ondergebracht. Op 17 juli 2015 komen G en zijn zoon (A) overeen dat vrijwel de gehele portefeuille aan A wordt overgedragen tegen een koopprijs van € 49.260.000 naar het prijspeil van juli 2014. A is fiscalist en was als medewerker van het accountantskantoor verantwoordelijk voor het beheer van de portefeuille. Sinds 2003 is hij ook gemachtigd om alle fiscale aangiften te doen. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X BV in haar VPB-aangifte over 2015 heeft verzuimd om terzake van vijf onroerende zaken winst te nemen. X BV stelt dat destijds slechts een recht van koop aan A is verleend. In geschil is de VPB-navorderingsaanslag waarbij € 2.542.552 is belast, met € 196.530 belastingrente en een 30%-vergrijpboete van € 184.180.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X BV op 17 juli 2015 de economische eigendom van vijf onroerende zaken voor € 3.291.231 aan A heeft overgedragen. Dit blijkt onder meer uit een gespreksverslag tijdens het boekenonderzoek, waarin staat dat in 2015 met terugwerkende kracht het belang van de portefeuille vrijwel integraal is overgedragen aan A. In de latere notariële leveringsakten wordt ook telkens naar de overeenkomst van 17 juli 2015, als zijnde de 'koopovereenkomst' verwezen. Bovendien geeft A de betreffende onroerende zaken zelf in box 3 aan. De koopprijs is in 2015 in rekening-courant verwerkt, zodat in dat jaar de winst moet worden genomen. Ten aanzien van de boete wordt overwogen dat de inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die maken dat de handelwijze van A toegerekend moet worden aan X BV. Als A opzettelijk of grofschuldig een onjuiste aangifte heeft gedaan, dan is de enkele stelling dat de zoon feitelijk leidinggevende was onvoldoende voor de conclusie dat daarmee ook X BV strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De boete wordt daarom vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 5 december

Informatiesoort: VN Vandaag

70

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen