Aan X bv is in 2016 een ambtshalve VPB-aanslag opgelegd en een verzuimboete van € 2460. In 2019 is het bezwaar tegen de boete afgewezen, maar is deze wel met 20% gematigd tot € 1968 wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de boete passend en geboden en is er geen reden om de boete verder te matigen. X bv stelt in hoger beroep dat de boete onevenredig zwaar is en dat Belastingdienst ooit een informele klacht tegen haar (middellijke) dga heeft ingediend, waardoor hij mede daarom in 2015 uit een maatschap is gezet.
Hof Amsterdam oordeelt dat X bv niet alle van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aan de aangifteverplichting werd voldaan. De door X bv genoemde omstandigheden staan los van haar eigen fiscale verplichtingen en de boete is passend en geboden. In twee andere zaken is ook een verzuimboete aan X bv opgelegd, maar er is geen sprake van meerdaadse samenloop. Voorts is het Hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat de boete van € 2.460 terecht in de bezwaarfase is gematigd met 20% naar € 1.968 vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof ziet geen aanleiding om de boete verder te matigen. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 5 juli