Belanghebbende, X, heeft in juli 1997 een overeenkomst gesloten voor de bouw van een seniorenwoning. De overeengekomen woning is echter nooit opgeleverd. De aannemer heeft niet gebouwd volgens de bouwtekeningen en heeft onherstelbare bouw- en constructiefouten gemaakt. X stelt in bezwaar dat het bouwsel dat er wel staat, geen onroerende zaak is in de zin van de Wet WOZ. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van X wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk.
Hof Arnhem-Leeuwarden (EK XII, 23 augustus 2016, 15/01424, V-N Vandaag 2016/1907) oordeelt dat X met zijn stelling dat het bouwwerk geen onroerende zaak in de zin van de Wet WOZ is, een fiscaal belang heeft gesteld. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift van X derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. In zoverre is het hoger beroep van X gegrond. Inhoudelijk snijdt het standpunt van X volgens het hof geen hout, omdat het geen twijfel lijdt dat het bouwwerk van X een onroerende zaak is in de zin van de Wet WOZ. De heffingsambtenaar heeft terecht een WOZ-beschikking afgegeven. De voor het object vastgestelde WOZ-waarde is volgens het hof niet te hoog.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 december