Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de termijnoverschrijding voor de niet-tijdige indiening van het bezwaarschrift niet aan X moet worden toegerekend. X dient, nadat beslag wordt gelegd op een bankrekening, zo spoedig mogelijk bezwaar in.
X woont volgens de BRP vanaf 12 oktober 2001 in Duitsland en vanaf 11 april 2019 in de VS. Feitelijk woont hij al vanaf 2005 in de VS. In 2013 richt hij in Nederland een BV op. De inspecteur stuurt in 2015 een ambtshalve aanslag IB/PVV 2013 naar zijn Duitse adres. In 2020 legt de ontvanger beslag op een bankrekening vanwege het niet betalen van de aanslag. De inspecteur behandelt het verzoek tot uitstel van betaling voor de aanslag als bezwaarschrift en verklaart het niet-ontvankelijk. In geschil is of de niet-ontvankelijkheid terecht is.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de aanslag correct heeft bekendgemaakt door toezending naar het adres in de BRP. De fiscale leek X weet niet dat hij de Belastingdienst had moeten informeren over zijn adreswijzigingen en daarom is slechts sprake van geringe verwijtbaarheid. De termijnoverschrijding vanwege de niet-tijdige indiening van het bezwaarschrift moet niet aan X worden toegerekend, omdat hij pas in 2020 door het bankbeslag bekend wordt met de aanslag en meteen het bezwaarschrift indient. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 3:41
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 26 juni
Informatiesoort: VN Vandaag