Belanghebbende, X, stelt hoger beroep in tegen de uitspraken van Rechtbank 's-Gravenhage van 28 september 2011, nrs. AWB 10/273 e.a. (V-N Vandaag 2011/2466). Op 8 oktober 2013 beslist Hof Den Haag op het hoger beroep van X. Daarbij bepaalt het hof dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van X tot vergoeding van immateriële schade in verband met mogelijke overschrijding van de redelijke termijn.
Hof Den Haag veroordeelt de inspecteur tot het betalen van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 1500 (driemaal € 500). Er is sprake van twee procedures waarin meerdere navorderingsaanslagen in het geding waren. In beide zaken heeft zich een termijnoverschrijding voorgedaan in de bezwaarfase van (afgerond) een half jaar. In beroep in eerste aanleg doet zich eveneens een (weliswaar geringe) termijnoverschrijding voor, die mede wordt veroorzaakt door een geheimhoudingsprocedure. Het hof acht het niet gerechtvaardigd om de redelijke termijn volledig te verlengen met de duur van deze geheimhoudingsprocedure. Wanneer een belanghebbende de stukken waarop hij recht heeft, overgelegd wil zien en de inspecteur dat blijkens de geheimhoudingskamer deels ten onrechte weigert met een beroep op de geheimhoudingsplicht, weet een belanghebbende zich geconfronteerd met een geheimhoudingsprocedure, hetgeen er in het algemeen toe zal leiden dat de spanning en frustratie die hij ondervindt niet zullen verminderen doch eerder zullen toenemen, zo overweegt het hof. Het hof rekent de aanvankelijke weigering om de stukken te verstrekken voor de helft toe aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet bestuursrecht 8:29