De heer X is enig aandeelhouder van een holding, die alle aandelen in een dochter-bv houdt. In 2010 brengt X in deze dochter-bv een pand met hypotheek in. De overwaarde is aangemerkt als storting van informeel kapitaal (agio). In 2013 wordt de agioreserve van de – in 2015 opgeheven – dochter-bv in rekening-courant met X verrekend. Volgens Rechtbank Den Haag merkt de inspecteur dit terecht aan als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang (ab). X stelt in hoger beroep dat geen geld is onttrokken aan de onderneming.
Hof Den Haag oordeelt dat de verrekening een persoonlijk voordeel voor X is. De boekhoudkundige verwerking bij de dochter-bv is beslissend, zodat het voordeel niet toekomt aan de holding. Het maakt niet uit dat de holding – sinds de opheffing van de dochter-bv in 2015 – de rekening-courant verhouding heeft overgenomen en een aanzienlijke schuld aan X heeft, die vermoedelijk nooit afgelost zal worden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.13
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 22 september