Mevrouw X is directrice van een Nederlandse vestiging van een buitenlands bedrijf. Er ontstaat een arbeidsconflict als X wordt beschuldigd vanuit de zaak privékosten te hebben betaald. Om het geschil te beëindigen, wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hieruit volgt dat X € 150.000 aan het bedrijf moet terugbetalen. In haar IB-aangiften over 2012 en 2013 trekt X haar advocaatkosten en de terugbetaling van € 150.000 af als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. In geschil zijn de IB-(navorderings)aanslagen over 2012 en 2013. Volgens Rechtbank Gelderland kan de terugbetaling slechts negatief loon zijn als de positieve inkomsten eerder in de belastingheffing zijn betrokken. X maakt dit laatste niet aannemelijk. Juridische kosten in verband met een arbeidsconflict zijn voorts niet aftrekbaar. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/13.1.1) oordeelt dat de betalingen niet (mede) zien op het terugbetalen van eerder genoten voordelen die hun grond vinden in de dienstbetrekking of op een schadeloosstelling. De vordering van haar ex-werkgever heeft namelijk uitsluitend betrekking op de onterechte financiering van privé-uitgaven. Kosten ter verwerving van het loon, behoudens de reisaftrek, zijn niet aftrekbaar. Dit heeft ook te gelden voor de advocaatkosten. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90