Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen constructie is toegepast om de overheid financieel te laten opdraaien voor opvang die eerst gratis buiten het economische verkeer plaatsvond. Het is niet passend dat X als oma belasting moet betalen over inkomsten die zij (uiteindelijk) niet heeft genoten.

X verzorgt in 2008 en 2009 via een gastouderbureau de opvang van haar kleinkinderen. X ontvangt hiervoor een vergoeding, bestaande uit (een deel van) de door haar dochter ontvangen kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag 2009 is later door de Raad van State op nihil gesteld (zie RvS 4 maart 2015, 201404051/1/A2), omdat de dochter pas in 2015 het laatste deel van de nog niet betaalde kosten heeft betaald. Om haar dochter in staat te stellen de toeslag terug te betalen, betaalt X in 2018 € 8000 aan haar terug. In geschil is of dit bij X kwalificeert als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur beroept zich op zie HR 27 maart 2020, 18/05180, V-N 2020/16.6.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat er in tegenstelling tot de situatie in voornoemd arrest geen constructie is toegepast om de overheid financieel te laten opdraaien voor opvang die eerst gratis buiten het economische verkeer plaatsvond. De inspecteur maakt ook niet aannemelijk dat de terugbetaling louter voortvloeit uit hun familieverhouding. Bovendien moet volgens de Tweede Kamer de menselijke maat centraal staan. Het is niet passend dat X belasting moet betalen over inkomsten die zij (uiteindelijk) niet heeft genoten en daarmee de (oppas)werkzaamheden per saldo (deels) onbezoldigd heeft verricht. De beroepen van X zijn gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Toeslagen en zorgverzekeringswet, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 7 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

68

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen