X doet aangifte IB 2015. Een bedrag van € 18.487 geeft hij aan als uitkering uit de Ziektewet (ZW) Twee maanden later doet hij weer aangifte IB 2015, echter zonder die inkomsten omdat het UWV de uitkering heeft teruggevorderd zodat hij effectief niets van het UWV heeft ontvangen. De inspecteur belast het bedrag toch omdat X niet aannemelijk maakt dat hij in 2015 de ZW-uitkering geheel dan wel gedeeltelijk heeft terugbetaald.
Hof Den Haag oordeelt net als Rechtbank Den Haag dat de ZW-uitkering volgens de Wet IB 2001 geacht wordt te zijn genoten op het tijdstip waarop zij is ontvangen. X heeft volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2015 de ZW-uitkering geheel of gedeeltelijk heeft terugbetaald aan het UWV. X heeft ook niets aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat het UWV de uitkering heeft omgezet in een lening tegen een rentevergoeding dan wel dat het UWV de uitkering heeft verrekend. Het hof oordeelt verder dat het eventueel verschuldigd worden van wettelijke renten niet valt onder ‘rentedragend’ in de zin van art. 3.147 Wet IB 2001. Van negatieve inkomsten is in 2015 nog geen sprake. Het hof is het wel met X eens dat de inspecteur de uitnodiging voor een hoorgesprek ten onrechte niet aan de gemachtigde maar alleen aan X heeft verstuurd, terwijl dit op grond van de Awb wel had gemoeten. X is hierdoor echter niet benadeeld, zodat het hof de uitspraak van de inspecteur in stand laat maar de inspecteur wel veroordeelt tot een proceskostenvergoeding. Het hof verklaart het hoger beroep van X gedeeltelijk gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Wet inkomstenbelasting 2001 3.147
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 5 december