Het Amerikaanse X is in 2013 opgericht door A en wordt in de VS aangemerkt als Group Trust. In 2017 gaat een Roth IRA (een individuele pensioenregeling) deelnemen in X. De begunstigde van deze Roth IRA is B, een dochter van A. X neemt deel in dividendbelastingarbitrage-structuren. In 2017 worden rechten gekocht op uitbetaling op dividend van vennootschappen in diverse landen. Een van de aangekochte rechten ziet op uitbetaling van dividend van Z nv. X verzoekt om teruggaaf van dividendbelasting in verband met de dividenduitkering door Z nv. X beroept zich daarbij op art. 35 Belastingverdrag NL - VS (vrijgestelde pensioenfondsen). De inspecteur wijst het verzoek af, onder andere omdat X volgens hem door anderen wordt gebruikt om dividendbelastingarbitrage te plegen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van de dividendbelasting. Volgens de rechtbank maakt X niet aannemelijk dat hij voldoet aan de werkzaamhedeneis. De rechtbank acht daarbij van belang dat X heeft gesteld dat de Roth IRA van B de enige deelnemer in X is en dat niet aannemelijk is gemaakt dat het vermogen en het inkomen van X (deels) ten goede zijn gekomen of zullen komen aan de Roth IRA van B. Ook acht de rechtbank van belang dat aannemelijk is geworden dat het inkomen en vermogen van X zijn bedoeld voor een ander. Verder zijn de dividenden volgens de rechtbank ook niet vrijgesteld op grond van art. 35 Belastingverdrag NL - VS, omdat X de voordelen, zo deze al aan hem toekomen, heeft behaald met bedrijfsmatige activiteiten. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Dividendbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 januari