Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen recht heeft op toepassing van de vrijstelling. De (kort) na het passeren van de akte van levering opgemaakte overeenkomst recht van wederinkoop is namelijk niet aan te merken als een ontbindende voorwaarde, maar als een opschortende voorwaarde.
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in D bv. In 2009 levert X appartementsrechten aan D bv. X en D bv sluiten vervolgens een overeenkomst tot het recht van wederinkoop. In 2014 verkoopt X de appartementsrechten, inclusief een berging/hobbyruimte aan F en G. In een akte van teruglevering worden de appartementsrechten eerst geleverd aan X, waarbij naar de overeenkomst van wederinkoop wordt verwezen. Ter zake van de teruglevering wordt geen overdrachtsbelasting voldaan, omdat X van mening is dat de vrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel r WBR juncto art. 19 WBR van toepassing is. Tevens verkrijgt X de berging/hobbyruimte. Het geheel wordt vervolgens op 5 februari 2015 geleverd aan F en G. De inspecteur legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van € 14.500 op aan X.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen recht heeft op toepassing van de vrijstelling. Volgens de rechtbank is de (kort) na het passeren van de akte van levering opgemaakte overeenkomst recht van wederinkoop namelijk niet aan te merken als een ontbindende voorwaarde. De rechtbank merkt daarbij op dat D bv de appartementsrechten via de akte van levering in goederenrechtelijke zin onvoorwaardelijk heeft verkregen, en dat de overeenkomst ‘recht van wederinkoop’ slechts een contractueel beding tussen X en D bv vormt tot teruglevering onder opschortende voorwaarde. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema De levering van een bouwterrein: btw of overdrachtsbelasting?
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 19
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer, Verbintenissenrecht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 13 mei