Bij notariële akte van 12 maart 2002 heeft X aan B bv een appartementsrecht geleverd. Omdat aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan wordt het appartementsrecht op 9 oktober 2006 door B bv teruggeleverd aan X. Volgens X is de verkrijging op 9 oktober 2006 vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De inspecteur is het hier niet mee eens en X komt in beroep. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof Amsterdam (MK I, 28 juli 2011, P09/00520,V-N 2011/53.1.4) verklaart het hoger beroep van X ongegrond. In art. 15 lid 1 onderdeel r WBR is bepaald dat er een vrijstelling van overdrachtsbelasting geldt als sprake is van herstel als is bedoeld in art. 19 BRV. De onroerende zaak is echter geleverd in vrije staat, terwijl de teruglevering heeft plaatsgevonden in verhuurde staat. Volgens het hof is de toestand van vóór de verkrijging op 12 maart 2002 niet zowel feitelijk als rechtens hersteld. Art. 19 lid 1 aanhef en onderdeel c WBR is niet van toepassing. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 19
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 december