Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen grond bestaat voor teruggaaf van overdrachtsbelasting op grond van art. 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WBR.

Belanghebbende, X bv, koopt in mei 2009 een onroerende zaak. Op 1 mei 2013 wordt deze onroerende zaak weer teruggeleverd aan de verkopers. In geschil is of X bv aanspraak maakt op teruggaaf van overdrachtsbelasting. X bv stelt dat de teruglevering het gevolg is van het intreden van de ontbindende voorwaarden uit de koopovereenkomst uit 2009.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen grond bestaat voor teruggaaf van overdrachtsbelasting op grond van art. 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WBR. Dit omdat de titel voor de teruglevering niet is het intreden van de ontbindende voorwaarde, maar de in de eerste akte van levering opgenomen overeenkomst van terugverkoop. Daarnaast moet de zgn. ontbindende voorwaarde volgens de rechtbank hier worden gezien als een opschortende voorwaarde. Ook is de toestand van vóór de verkrijging niet zowel feitelijk als rechtens volledig hersteld. Een gedeelte van de onroerende zaak was aan een derde verkocht en een financiële vergoeding is niet volledig terugbetaald. De inspecteur heeft het verzoek om teruggaaf van de geheven overdrachtsbelasting op grond van het voorgaande terecht afgewezen. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 19-1-a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 26 januari

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen