Aan X is een IB-aanslag opgelegd. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van X ongegrond. X gaat in hoger beroep. De griffier heeft X bij aangetekende brief van 5 februari 2013 uitgenodigd voor de zitting van 5 maart 2013. De griffier ontvangt deze brief op 1 maart 2013 terug met de mededeling dat de brief niet is afgehaald. Uit onderzoek van de griffier blijkt dat X in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wel stond ingeschreven op het betreffende adres. X verschijnt niet op de zitting. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is er geen aanleiding om het vooronderzoek te heropenen aangezien X is uitgenodigd op de bij de wet voorgeschreven wijze. Het hoger beroep is ongegrond. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Uit de uitspraak van het hof of uit de stukken van het geding blijkt namelijk niet dat na de terugontvangst van de brief en de adresverificatie de uitnodiging zo spoedig mogelijk nog een keer als gewone brief is verzonden. Dit wordt voorgeschreven door art. 8:38 lid 1 Awb. Er moet in cassatie dus van worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:38