X bv gaat in beroep inzake een btw-teruggaaf en voldoet tijdig het verschuldigde griffierecht. Rechtbank Den Haag stort dit later terug, aangezien X bv eerder een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Het beroep op betalingsonmacht wordt echter afgewezen en vervolgens is het beroep van X bv niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling van het griffierecht. X bv gaat vergeefs in verzet en tekent vervolgens cassatie aan.
De Hoge Raad oordeelt dat het griffierecht tijdig door X bv is betaald en dat de latere terugstorting hier los van staat. Aangezien de terugbetaling ten onrechte heeft plaatsgevonden, moet X bv het griffierecht wel opnieuw aan de rechtbank betalen. De ontvankelijkheid van het beroep is daarvan echter niet afhankelijk. Het verzet van X bv wordt alsnog gegrond verklaard. De rechtbank zal het onderzoek moeten voortzetten in de stand waarin het zich bevond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:55
Algemene wet bestuursrecht 8:41