X maakt bezwaar tegen een verzuimboete van € 226 die is opgelegd bij de aanslag ib/pvv over het jaar 2010. In de motivering van dit bezwaarschrift verzoekt X te worden gehoord. De inspecteur geeft in een brief aan dat hij van plan is het bezwaar af te wijzen. Tevens geeft hij aan dat X binnen veertien dagen contact moet opnemen als hij nog wil worden gehoord. X reageert niet. De inspecteur wijst het bezwaar af. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Den Haag mocht de inspecteur uit de omstandigheid dat geen reactie werd ontvangen op het verzoek om binnen veertien te reageren voor het maken van een afspraak, niet afleiden dat X (stilzwijgend) afstand deed van het recht om te worden gehoord. De inspecteur had X kunnen uitnodigen op een door hem vastgesteld tijdstip en plaats. Aangezien over de vaststelling en waardering van de feiten verschil van mening bestond tussen X en de inspecteur kon het in de bezwaarfase horen van X door de inspecteur een functie hebben naast de mogelijkheid van een onderzoek op een zitting in beroep en hoger beroep. De rechtbank heeft daarom ten onrechte de zaak behandeld in plaats van deze terug te wijzen naar de inspecteur. De rechtbank heeft ook niet gemotiveerd aangegeven waarom X niet benadeeld zou zijn door het feit dat hij niet gehoord is. Het hoger beroep is gegrond. De zaak wordt terugverwezen naar de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25