Hof Den Haag oordeelt dat de reparatiewet en de daaraan verbonden terugwerkende kracht in het geval van X geen inbreuk vormt op art. 1 EP EVRM. Ook komt deze wet niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur.

X voldoet voor 2020 op aangifte verhuurderheffing voor onroerende zaken die zij in volle eigendom heeft. Haar bezwaar tegen de opgelegde aanslag wordt afgewezen. X is van mening dat aan de reparatiewetgeving naar aanleiding van het arrest HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:846, V-N 2018/31.21, geen terugwerkende kracht mag worden toegekend. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de reparatiewetgeving uitsluitend ziet op de situatie van mede-eigendom, waarvan bij X geen sprake is. Of aan die wetgeving terugwerkende mocht worden toegekend, is voor de belastingplicht van X dus niet van belang.

Hof Den Haag oordeelt dat de reparatiewet en de daaraan verbonden terugwerkende kracht in het geval van X geen inbreuk vormt op art. 1 EP EVRM. Ook komt deze wet niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur. Het hof overweegt dat de Staat zich geconfronteerd zag met een flinke derving van de geraamde opbrengst van de verhuurderheffing voor het heffingsjaar 2020. Daarnaast was bij de ingang van het belastingjaar al duidelijk dat de regering met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 reparatiewetgeving wenste door te voeren. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.3

Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.4

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Verhuurderheffing, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 18 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen