Mevrouw X verkrijgt op 14 juni 2011 bij notariële akte de onverdeelde helft van de eigendom van een woning. De 6% overdrachtsbelasting is op 12 juli 2011 op aangifte voldaan. Bij Besluit van 1 juli 2011, nr. BLKB2011/1290M (V-N 2011/36.6) wordt goedgekeurd dat het nieuwe 2% tarief wordt toegepast voor de verkrijging van een woning op of na 15 juni 2011. Volgens X is deze terugwerkende kracht willekeurig.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de wetgever gegronde redenen had om de tariefsverlaging niet verder te laten terugwerken dan tot en met 15 juni 2011. Naast financiële overwegingen hebben blijkbaar ook motieven op het gebied van rechtszekerheid meegespeeld. De reden waarom voor 15 juni is gekozen, houdt verband met uitlatingen van de regering over de woningmarkt met de bedoeling het vertrouwen in de woningmarkt te versterken. De wetgever is niet buiten de hem toekomende ruimte en beoordelingsvrijheid getreden. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. X claimt voorts vergeefs een dwangsom, ondanks dat ruim na ommekomst van de wettelijke beslissingstermijn uitspraak op bezwaar is gedaan. Er is namelijk geen schriftelijke ingebrekestelling, zijnde een schriftelijke mededeling dat de termijn voor het nemen van een beslissing is verstreken en dat alsnog op korte termijn een beslissing wordt verlangd.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 9 augustus