X verkrijgt op 31 mei 2011 een woning. De overdrachtsbelasting van 6% (€ 104.703) wordt op 19 juli 2011 voldaan. In geschil is het tarief aan overdrachtsbelasting dat van toepassing is. X stelt dat hij recht heeft op toepassing van het verlaagde tarief van 2% dat geldt voor verkrijgingen vanaf 15 juni 2011. X stelt onder andere dat er geen reden was om het verlaagde tarief eerder dan op 1 juli 2011 in te laten gaan, en dat hij daarom, op grond van het gelijkheidsbeginsel, ook recht had op toepassing van het verlaagde tarief. Rechtbank Breda oordeelt dat de wetgever gegronde redenen heeft gegeven waarom hij de tariefsverlaging niet verder heeft laten terugwerken dan tot en met 15 juni 2011. Volgens de rechtbank is de wetgever niet buiten de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid getreden. Ook is er volgens de rechtbank geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er geen sprake is van discriminatie dan wel schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hof verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 13 juni 2013 (nrs. 12/03630 en 12/04290). Het hof verwerpt verder nog de stelling van X dat de terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 van elke redelijke grond is ontbloot, omdat volgens X is gebleken dat de maatregel geen uitwerking op het koopgedrag op de woningmarkt heeft gehad. Het hof overweegt hierbij dat er sprake is van waarheidsbevinding achteraf. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 3 december