De Hoge Raad oordeelt dat een schuld, waarvan de rente in aanmerking wordt genomen bij de waardering van een balanspost, voldoet aan de omschrijving van art. 10d lid 7 Wet VPB 1969. Dit geldt ook in het jaar waarin de rente per saldo niet ten laste van de winst van dat jaar komt.

Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met de ontwikkeling van onroerend goed. Een deel van het onderhanden werk van X bv is gefinancierd met een lening bij een verbonden rechtspersoon. De hierover verschuldigde rente heeft X bv, op grond van art. 29b Wet IB 2001, geactiveerd als onderdeel van het onderhanden werk. In haar VPB-aangifte 2007 neemt X bv, op grond van art. 10d Wet VPB, € 73.701 aan niet aftrekbare rente op. De inspecteur legt de aanslag conform de aangifte op. X bv stelt echter dat er, door de activering, geen sprake is van in aftrek gebrachte rente en dat art. 10d Wet VPB 1969 derhalve niet van toepassing is. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat art. 10d Wet VPB 1969 niet van toepassing is op het bedrag aan rente dat als onderhanden werk is geactiveerd. Door de activering is de rente volgens de rechtbank namelijk niet ten laste van de winst gebracht. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de verschuldigde rente niet geactiveerd mag worden als onderdeel van het onderhanden werk. Volgens het hof wordt deze rente geacht rechtstreeks over de verlies- en winstrekening te lopen en als zodanig te matchen met het gedeelte van de overeengekomen vergoeding voor het aangenomen werk dat aan het onderhanden werk dient te worden toegerekend. Op die verschuldigde rente kan art. 10d Wet VPB 1969 dan volgens het hof wel worden toegepast. Het gelijk is op dit punt aan de inspecteur. Ten aanzien van de in 2006 verschuldigd geworden, en toen geactiveerde, rente stelt het hof vast dat deze niet tot uitdrukking is gekomen in de winst 2007, zodat art. 10d VPB 1969 daarvoor niet geldt.

De Hoge Raad oordeelt dat een schuld, waarvan de rente in aanmerking wordt genomen bij de waardering van een balanspost, voldoet aan de omschrijving van art. 10d lid 7 Wet VPB 1969. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook in het jaar waarin de rente per saldo niet ten laste van de winst van dat jaar komt. Vervolgens verwerpt de Hoge Raad de stelling van X bv. Volgens de Hoge Raad moet de over 2007 verschuldigde financieringsrente namelijk op grond van art. 10d lid 1 Wet VPB 1969 bij de winst van dat jaar te worden geteld, aangezien 2007 het jaar is waarin sprake is van een teveel aan vreemd vermogen. Ook verwerpt de Hoge Raad de stelling van de staatssecretaris. Volgens de Hoge Raad zou art. 10d Wet VPB 1969 namelijk bij een juiste wetstoepassing in 2006 zijn toegepast. Dat kan niet meer in 2007 worden gecorrigeerd. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25 + 3.29b

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8 + 10d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 juni

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen