Belanghebbende, X, houdt (indirect) de aandelen in A BV. Per 1 september 2015 emigreert X naar Zwitserland. Eind 2015, en in 2016 en 2017, keert A BV forse dividenden uit aan X. In 2019 sluiten X en de inspecteur een VSO met betrekking tot de IB voor de jaren 2011 - 2016. In 2020 start de inspecteur een woonplaatsonderzoek en in 2022 krijgt hij diverse stukken uit een strafrechtelijk onderzoek naar X en A BV. Uiteindelijk legt de inspecteur diverse IB-(navorderings)aanslagen en conserverende aanslagen op aan X. X is het hier niet mee eens en voert diverse klachten aan.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X woonachtig is in Nederland, en dus binnenlands belastingplichtige is, maar dat hij op grond van art. 4 lid 2 Belastingverdrag Nederland - Zwitserland (de tie-breaker) wordt geacht in Zwitserland te wonen. X beschikt namelijk alleen in Zwitserland over een duurzame woongelegenheid. Dit houdt in dat de Nederlandse heffingsbevoegdheid in voorkomende gevallen wordt beperkt. Gezien de uitspraak in de procedure van A BV komt aan Nederland een heffingsrecht over de uitgekeerde dividenden toe van 15%. Met betrekking tot de omvang van het in 2017 uitgekeerde dividend stelt de rechtbank de inspecteur in het gelijk. Deze bedraagt € 28 mln en niet € 23,3 mln. De rechtbank vermindert uiteindelijk de IB-navorderingsaanslagen 2015 - 2017. De conserverende aanslagen worden vernietigd omdat X inwoner is van Nederland en van een emigratie dus geen sprake is.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Internationaal belastingrecht, Inkomstenbelasting
Editie: 30 december
Informatiesoort: VN Vandaag