Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij de beoordeling of de legessanctie van toepassing is, moet worden gekeken naar het moment waarop het oude bestemmingsplan onherroepelijk is geworden en niet naar het moment waarop dit bestemmingsplan is vastgesteld.

Belanghebbende, X, vraagt in 2017 een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een woning. De heffingsambtenaar legt aan X een nota leges op voor de aanvraag. In geschil is of de nota vernietigd moet worden in verband met de legessanctie van art. 3.1 lid 4 Wro. Dit artikellid bepaalt dat wanneer een bestemmingsplan niet tijdig is vastgesteld dan wel is verlengd, voor de gemeente de bevoegdheid vervalt "tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan". X stelt dat toen hij zijn aanvraag in 2017 indiende het bestemmingsplan al langer dan tien jaar geleden was vastgesteld.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij de beoordeling of de legessanctie van toepassing is, moet worden gekeken naar het moment waarop het oude bestemmingsplan onherroepelijk is geworden en niet naar het moment waarop dit bestemmingsplan is vastgesteld. Het plan is vastgesteld op 1 november 2006, maar het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten is pas op 6 juli 2007 in werking getreden zodat het plan pas op 6 juli 2007 onherroepelijk is geworden. Op het moment dat X zijn aanvraag indiende was de termijn van tien jaren, gerekend vanaf 6 juli 2007, nog niet verstreken. De heffing van leges is niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet ruimtelijke ordening 3.1

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 8 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen