X bv koopt begin 2019 een kantoorgebouw. X bv laat het pand ingrijpend verbouwen tot 52 appartementen. X bv verhuurt vanaf het vierde kwartaal 2020. 28 appartementen daarvan zijn ongemeubileerd. Daarnaast verhuurt X bv 24 appartementen gemeubileerd voor korte perioden van drie tot vijf maanden. In de huurovereenkomst is vastgelegd dat de appartementen gemeubileerd zijn, en dat is voorzien in nutsvoorzieningen. Latere huurovereenkomsten vinden onder andere voorwaarden plaats.
Het bouwbedrijf maakt tot 3 november 2020 deel uit van een fiscale eenheid waar ook het X bv deel van uitmaakt. De fiscale eenheid is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 verbroken. Het bouwbedrijf draagt de in rekening gebrachte BTW niet af en wordt in 2022 failliet verklaard.
X bv trekt de BTW op de bouwkosten gedeeltelijk af en voldoet 9% BTW over de omzet uit de kortdurende verhuur.
Volgens Rechtbank Gelderland is de kortdurende verhuur BTW-belast en heeft X bv dus recht op aftrek van voorbelasting. Er is namelijk sprake van kortdurende (drie tot vijf maanden) verhuur van gemeubileerde woonruimte, inclusief nutsvoorzieningen en klein onderhoud, wat normaal gesproken voor rekening van de huurder komt. Dat X bv na de eerste kortdurende verhuur andersoortige overeenkomsten heeft gesloten, doet aan het karakter van de eerste overeenkomsten niets af. Ook het feit dat een deel van de huurders zich inschrijft bij het BRP doet niets af aan de aard van de verhuur.
X bv heeft terecht de aftrek op basis van het werkelijk gebruik berekend. Daarbij is de oppervlakteverhouding een juist uitgangspunt, waarbij de algemene ruimten terecht buiten beschouwing blijven.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 13
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 28 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag