Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het bedrag van € 18.720 terecht als inkomsten uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen. De eenmanszaak van X kan namelijk niet worden aangemerkt als een IB-onderneming, en het bedrag van € 18.720 kan niet aan deze eenmanszaak worden toegerekend.

X schrijft in 2006 een onderneming (A) in bij de KvK. In 2007 start hij een project om belangstellenden, via het deelnemen aan reizen, kennis te laten maken met ‘Europa en Europese samenwerking'. In zijn IB-aangifte 2006 merkt X de door hem verrichte activiteiten aan als een onderneming en geeft een verlies uit onderneming aan. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van een bron van inkomen. Hof 's-Gravenhage (28 februari 2011, nr. 11/00691) stelt de inspecteur in het gelijk. De Hoge Raad (29 maart 2013, nr. 12/01252, V-N 2013/19.1.1) verklaart het beroep van X, onder toepassing van art. 81 Wet RO, niet-ontvankelijk. Over de jaren 2008 en 2009 stelt X wederom dat hij IB-ondernemer is. De inspecteur merkt de door X over 2008 aangegeven inkomsten van € 18.270 aan als inkomsten uit overige werkzaamheden. Deze inkomsten vloeien voort uit een tijdelijke nevenactiviteit die X voor C verricht. Hij staat echter geen aftrek van de geclaimde kosten toe. Hof Den Haag oordeelt dat de activiteiten van X geen bron van inkomen vormen, aangezien X geen inkomsten met deze activiteiten heeft verworven. Het hof acht daarbij niet van belang dat X vele uren aan de activiteiten heeft besteed. Het hof vermindert vervolgens de IB-aanslag 2008 met het bedrag van € 18.270. De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van het hof, dat X geen inkomsten heeft verworven met de activiteiten voor A, onbegrijpelijk is. Deze beslissing is volgens de Hoge Raad onverenigbaar met de overweging dat de geldstromen in 2008 ten bedrage van € 18.270 buiten aanmerking moeten worden gelaten. Aan deze overweging ligt volgens de Hoge Raad namelijk ten grondslag het uitgangspunt dat deze geldstromen aan activiteiten voor A moeten worden toegerekend. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het bedrag van € 18.720 terecht als inkomsten uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen. Het hof overweegt hierbij dat de eenmanszaak van X niet kan worden aangemerkt als een IB-onderneming, en dat de voor C verrichte werkzaamheden niet toegerekend kunnen worden aan een overigens bestaande onderneming. Volgens het hof is er namelijk geen sprake van een verband tussen de voor C verrichte werkzaamheden en de overige door X in het kader van de eenmanszaak verrichte werkzaamheden. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 5 januari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen