Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur neemt de Airbnb-inkomsten terecht in aanmerking als inkomsten uit tijdelijke verhuur.
X is eigenaar van een woning. In 2016 breidt X de woning uit met een aanbouw, die hij als gastenverblijf verhuurt aan derden via Airbnb. In 2018 ontvangt hij € 2647 aan huurinkomsten. In de aanslag IB/PVV 2018 neemt de inspecteur deze inkomsten in aanmerking als inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning. De rechtbank oordeelt dat het gastenverblijf tot de eigen woning van X behoort en dat het X anders dan tijdelijk ter beschikking staat. De inspecteur heeft volgens de rechtbank terecht de tijdelijke-verhuurregeling toegepast.
Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur neemt de Airbnb-inkomsten terecht in aanmerking als inkomsten uit tijdelijke verhuur. De tijdelijke terbeschikkingstelling van het gastenverblijf ontneemt de woning niet het karakter van eigen woning als bedoeld in de Wet IB 2001. Voor de gehele woning geldt dat deze geacht moet worden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking te staan aan X. Het hoger beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Wet inkomstenbelasting 2001 3.113
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.110
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 27 mei
Informatiesoort: VN Vandaag