De Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing heeft niet het doel om de sterke stijging van de elektriciteitsprijzen te verminderen, maar om de excessieve omzet die sommige producenten hebben gehad als gevolg van de sterke stijging van de elektriciteitsprijzen af te romen. Omdat de heffing niet ziet op de producenten met de hoogste marginale kosten (gascentrales), is de verwachting niet dat de heffing een prijsopdrijvend effect heeft. Dat schrijft Minister Jetten voor Klimaat en Energie aan de Eerste Kamer.

Door te kiezen voor een aangiftebelasting wordt de verantwoordelijkheid voor de inframarginale elektriciteitsheffing bij de elektriciteitsproducenten zelf belegd. De Belastingdienst wil voor de uitvoering van de heffing en inning de reeds bestaande ICT-infrastructuur benutten die enkel geschikt is voor de uitvoering van een aangiftebelasting. De gekozen vormgeving van de nieuwe heffing verzwakt de rechtspositie van een belastingplichtige niet, omdat wettelijk is geregeld dat de (nieuwe) heffingsgrondslag altijd automatisch doorwerkt in de fiscaliteit en die fiscale beschikkingen voor bezwaar en beroep vatbaar zijn. Er is gekozen voor een energievrije voet van 1 mwh omdat de te implementeren verordening (EU) 2022/1854 geen mogelijkheid biedt een hogere grens toe te passen. De producent heeft de keuze om de hoogte van de heffing te berekenen met de day-ahead methode of met de boekhoudmethode.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Europees belastingrecht, Milieuheffingen

Regelgevende instantie: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Editie: 14 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

122

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen