Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het bezwaar van X tegen de WOZ-waarde terecht niet-ontvankelijk is verklaard. X maakt niet aannemelijk dat het bezwaarschrift tijdig is ontvangen door de heffingsambtenaar.

X maakt bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn woning en dient op 31 maart 2023 per e-mail een pro forma bezwaarschrift in bij de heffingsambtenaar van de gemeente Helmond. De heffingsambtenaar ontkent de ontvangst van dit bezwaarschrift en vraagt X meerdere keren om het originele e-mailbericht met het bezwaarschrift opnieuw toe te sturen. X stuurt uiteindelijk op 3 februari 2024 het bezwaarschrift opnieuw. Op 25 januari 2024 stelt X de heffingsambtenaar in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar op 14 februari 2024 niet-ontvankelijk en kent geen dwangsom toe, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ontvangen. In geschil is of het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of X recht heeft op een dwangsom.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het bezwaar van X tegen de WOZ-waarde terecht niet-ontvankelijk is verklaard. X maakt niet aannemelijk dat het bezwaarschrift tijdig is ontvangen door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar ontkent de ontvangst op een geloofwaardige manier en X beschikt niet over een ontvangst- of leesbevestiging. De rechtbank oordeelt verder dat de heffingsambtenaar terecht geen dwangsom heeft toegekend, omdat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. De rechtbank vindt het procesgedrag van de gemachtigde van X niet passend en stelt dat de trage besluitvorming te wijten is aan de gemachtigde van X. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 2:17

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 7 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen