Hof Den Haag oordeelt dat niet van belang is wanneer de BTW-naheffingsaanslag X onder ogen is gekomen, maar wanneer deze ter post is bezorgd. De schadeclaim wegens het vermeende onrechtmatig handelen van de inspecteur in de afgelopen decennia moet bij de civiele rechter worden ingediend. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is belastingconsulente en dient eind 2013 een BTW-suppletie over 2012 in. Deze aangifte is aangehouden, in afwachting van de uitkomst van een procedure over haar BTW-ondernemerschap. Inmiddels staat onherroepelijk vast dat zij ondernemer is (zie Hof Den Haag 2 mei 2017, 15/00878, V-N Vandaag 2017/1170). In december 2017 wordt daarom conform de suppletie alsnog een naheffingsaanslag opgelegd. Volgens Rechtbank Den Haag is deze aanslag rechtsgeldig binnen de vijfjaarstermijn opgelegd. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag (V-N 2021/23.20.20) oordeelt dat niet van belang is wanneer de aanslag X onder ogen is gekomen, maar wanneer deze ter post is bezorgd. Het staat vast dat de aanslag kort voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en ook de dagtekening is gelegen voor het einde van die termijn. De schadeclaim wegens het vermeende onrechtmatig handelen van de inspecteur in de afgelopen decennia moet bij de civiele rechter worden ingediend. Dit volgt uit het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 april

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen