Belanghebbende, mevrouw X, is gehuwd met de heer X-Y. Hij had een eenmanszaak en is in 2009 failliet gegaan. Kort daarna start X een soortgelijke eenmanszaak, waarvan X-Y de dagelijkse administratie doet en de btw-aangiften opstelt. In 2010 stelt de inspecteur een boekenonderzoek in. Naar aanleiding hiervan legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag en een 25% vergrijpboete op. Het betreft de aftrek van voorbelasting voor de (af)bouw van een woning op een perceel dat eigendom is van X-Y. Rechtbank Gelderland vermindert de naheffing. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden maakt X niet aannemelijk dat zij de betreffende leveringen en diensten heeft gebruikt voor belaste prestaties. X-Y verkeerde namelijk al in staat van faillissement ten tijde van de opdracht tot het uitvoeren van de bouw en de uitreiking van de facturen. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat onzekerheid over de betaling van een met een failliet afgesproken vergoeding niet reeds inhoudt dat geen prestatie onder bezwarende titel is verricht. Het andersluidende oordeel van het hof - er is niet vastgesteld dat X voor de (af)bouw van de woning geen vergoeding van X-Y heeft bedongen - geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Als belaste handelingen hebben te gelden leveringen van goederen en diensten die onder bezwarende titel, dat wil zeggen tegen vergoeding worden verricht. Uit de Wet OB 1968, noch uit BTW-richtlijn 2006, noch uit de rechtspraak van het HvJ EU kan worden afgeleid dat de omstandigheid dat onzeker is of de door de ondernemer bedongen vergoeding zal worden betaald aan het recht op aftrek in de weg staat. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 8