X woont in Duitsland en doet voor 2017 IB-aangifte, waarbij hij verklaart een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige te zijn. X trekt vervolgens € 2110 af als negatieve inkomsten uit eigen woning en € 3399 als persoonsgebonden aftrek. Voor zijn in Nederland belaste AOW-uitkering claimt hij aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Dit resulteert samen met zijn in Duitsland belaste ABP-pensioen in een verzamelinkomen van € 16.638 en een voorlopige teruggaaf van € 1684. In geschil is of hiervan bij de definitieve aanslag terecht is afgeweken, omdat niet ten minste 90% van zijn wereldinkomen in Nederland is belast. Dit resulteert in een verschuldigde IB van € 1684 en € 134 belastingrente. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is X geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, en de beschikking belastingrente wordt vernietigd. Uit de wettelijke regeling, het aangifteprogramma en de website van de Belastingdienst kan namelijk niet worden afgeleid dat met 'inkomen' het wereldinkomen wordt bedoeld en dat X bij een zorgvuldige informatieverstrekking wel een juiste aangifte had ingediend. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de Belastingdienst weliswaar tekort is geschoten bij het verstrekken van informatie, maar dat betekent niet dat het zorgvuldigheidsbeginsel zich verzet tegen het in rekening brengen van de wettelijk verschuldigde belastingrente. Het is ook niet uitsluitend aan de Belastingdienst te wijten dat X belastingrente verschuldigd is. In de wettelijke regeling die in het Staatsblad is gepubliceerd, staat namelijk duidelijk dat het wereldinkomen van toepassing is. X heeft zelf het begrip inkomen onjuist geïnterpreteerd. Het zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel kunnen de juiste wetstoepassing dus niet opzij zetten. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 18 juli