De heer X heeft een WAO-uitkering. Eind 2008 wordt op zijn adres een hennepkwekerij aangetroffen. X is hiervoor in 2010 onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen over 2006, 2007 en 2008 en de vergrijpboetes. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X als hennepkweker een onderneming drijft en dus recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek. De boetes van 50% zijn gegeven de omstandigheden – waaronder omkering van het bewijs - passend en geboden. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK III, 30 mei 2013, 11/00622, 11/00623 en 11/00624, V-N Vandaag 2013/1547) oordeelt dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat de inspecteur niet heeft weersproken dat X voldoet aan het urencriterium. X maakt vervolgens niet aannemelijk dat hij er wel aan voldoet. Bovendien had X dit eigenlijk overtuigend moeten aantonen, aangezien hij de administratieve verplichtingen niet is nagekomen. Het incidentele hoger beroep van de inspecteur is dus gegrond. X stelt vergeefs dat de aftrekbeperking inzake illegale activiteiten pas aan de orde kan komen met betrekking tot het jaar waarin de veroordeling onherroepelijk is geworden. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.76
Wet inkomstenbelasting 2001 3.14
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 juli