De Hoge Raad oordeelt dat X BV toch wordt geacht spanning en frustratie te hebben ervaren door de lange duur van de procedure. Het feit dat zij bij voorbaat een beslissing heeft genomen over het besteden van de vergoeding die zij eventueel zal krijgen, brengt niet mee dat die spanning en frustratie haar bespaard is gebleven.
Aan X BV is een BPM-naheffingsaanslag opgelegd. Met haar gemachtigde is bij voorbaat afgesproken dat een eventuele vergoeding van immateriële schade met gesloten beurs wordt verrekend met de kosten van rechtsbijstand die de gemachtigde aan haar verleent. Rechtbank Den Haag kent aan X BV wegens het overschrijden van de redelijke termijn een immateriële schadevergoeding van € 500 toe. In hoger beroep is volgens Hof Den Haag de redelijke termijn met acht maanden is overschreden. Er wordt echter geen schadevergoeding toegekend, omdat X BV door de afspraak met haar gemachtigde geen spanning en frustratie van de procedure ondervindt. De eerder door de rechtbank toegekende schadevergoeding blijft in stand, omdat de inspecteur niet (incidenteel) in hoger beroep is gegaan. X BV gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X BV toch wordt geacht spanning en frustratie te hebben ervaren door de lange duur van de procedure. Het feit dat zij bij voorbaat een beslissing heeft genomen over het besteden van de vergoeding die zij eventueel zal krijgen, brengt niet mee dat die spanning en frustratie haar bespaard is gebleven (vgl. HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:965, V-N 2017/28.10). Zij heeft evenmin afgezien van het recht op vergoeding van de immateriële schade. X bv krijgt daarom alsnog € 1000 van de Staat en die moet ook het griffierecht vergoeden. Haar proceskostenvergoeding van € 3500, wordt bij helfte door de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) en door de Staatssecretaris van Financiën vergoed.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 juni
Informatiesoort: VN Vandaag