Hof Den Haag oordeelt dat de verhuurinkomsten van belanghebbende onder de kamerverhuurvrijstelling vallen, ondanks het feit dat de huurders niet zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
X heeft een eigen woning. X verhuurt in 2016 een gedeelte van de woning in verschillende periodes van het jaar via Airbnb. In totaal ontvangt X € 1629 aan huurinkomsten. De inspecteur heeft 70% hiervan belast als voordelen uit het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning ( art. 3.113 Wet IB 2001).
Volgens Rechtbank Den Haag ziet deze bepaling op het tijdelijk ter beschikking stellen van de volledige eigen woning en niet op een deel ervan. De rechtbank verwijst daarbij onder andere naar de uitspraak van Hof Amsterdam van 11 juli 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:2424). De inkomsten zijn derhalve onbelast.
In hoger beroep is in geschil of de door X verkregen inkomsten uit de verhuur van een gedeelte van de woning terecht in de heffing zijn betrokken.
Hof Den Haag oordeelt dat de verhuurinkomsten van belanghebbende zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting door toepassing van de kamerverhuurvrijstelling. Dat de huurders tijdens de huur niet zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen staat hieraan niet in de weg. Deze eis heeft volgens het hof slechts een bewijsfunctie. X voldoet voorts aan alle materiële vereisten voor toepassing van de vrijstelling. Doel en strekking van de vrijstelling worden miskend, wanneer in dit geval belastingheffing plaatsvindt over de genoten huurinkomsten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.114
Wet inkomstenbelasting 2001 3.113
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 12 mei
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel