Belanghebbende, X bv, is een full service bureau: zij verzorgt de verzending van actiemailings voor prijzenfestivals en een buitenlands kansspel. Verder beheert X bv een call centrum en klantenbestanden. X bv onderhoudt onder andere betrekkingen met A bv en met het Zwitserse T AG. In 2000/2001 leggen A bv en T AG in een overeenkomst vast dat T AG de kansspelactiviteiten organiseert en dat A bv haar werkzaamheden verricht in opdracht van T AG. A bv brengt hiervoor een provisie van 3% over de van de kansspeldeelnemers geïncasseerde bedragen in rekening. X bv en T AG komen overeen dat X bv haar werkzaamheden verricht voor T AG als opdrachtgever. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat A bv de afnemer van de prestaties van X bv is en niet T AG en dat X bv daarom btw in rekening had moeten brengen. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag aan X bv op. X bv stelt dat haar diensten zijn aan te merken als het verstrekken van informatie ex art. 6 lid 2 onderdeel d sub 3 Wet OB 1968 en dat de diensten worden verleend aan het buiten de EU gevestigde T AG. De btw is dan terecht niet in rekening gebracht.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de door X bv verrichtte diensten niet worden verleend aan T AG maar aan A bv. De rechtbank sluit zich aan bij de door de inspecteur vastgestelde gang van zaken, die volgens de rechtbank onvoldoende is weersproken door X bv. Het hof acht hierbij onder andere van belang dat de facturering niet overeenkomt met de economische en commerciële werkelijkheid. Verder merkt de rechtbank nog op dat zij in de procedure van A bv heeft beslist dat A bv de kansspeldiensten verrichtte, en niet T AG. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 4 maart