Volgens Hof Den Haag heeft X er bij het doen van de aangiftes terecht voor gekozen de faciliteit van de eigenwoningregeling van toepassing te laten zijn op zijn Nederlandse woning.

Belanghebbende, X, is gehuwd met Y en samen hebben zij een zoon. Allen hebben de Britse nationaliteit. Sinds 2001 is X enig aandeelhouder van B bv. Hij ontvangt salaris van deze bv en verricht arbeidswerkzaamheden op het vestigingsadres. X en Y hebben een Nederlandse woning en een woning in het Verenigd Koninkrijk. Beide woningen zijn gefinancierd met hypothecaire leningen. X verbleef in de jaren 2008 en 2009 negen tot tien maanden in de Nederlandse woning en twee tot drie maanden bij zijn gezin in het Verenigd Koninkrijk. X heeft in zijn aangiften ib/pvv voor de jaren 2008 en 2009 negatieve belastbare inkomsten uit eigen woning in aanmerking genomen betreffende de Nederlandse woning. De inspecteur accepteert deze aftrek niet. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Den Haag is niet in geschil dat X als buitenlands belastingplichtige moet worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat hij (mede)eigenaar is van de woning in Nederland en in de betreffende jaren gedurende het grootste deel van het jaar in die woning verbleef vanwege zijn werk. Volgens het hof is X erin geslaagd aannemelijk te maken dat de Nederlandse woning hem duurzaam als hoofdverblijf ter beschikking staat. X en Y hebben meerdere woningen maar op grond van artikel 7.2, lid 2, letter f, Wet IB 2001 juncto artikel 3.111 Wet IB 2001 komt alleen de Nederlandse woning in aanmerking voor toepassing van de eigenwoningregeling. X heeft er bij het doen van de aangiftes terecht voor gekozen de faciliteit van de eigenwoningregeling van toepassing te laten zijn op de Nederlandse woning. X en Y worden niet als 'partners' voor de Wet IB 2001 aangemerkt. De helft van de betaalde hypotheekrente kan bij X worden aangemerkt als aftrekbare kosten van de eigen woning. Dit stemt ook overeen met de tussen X en zijn echtgenote betreffende de woning geldende eigendomsverhouding. Het hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.2 lid 2

Wet inkomstenbelasting 2001 3.121

Wet inkomstenbelasting 2001 3.115

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Wet inkomstenbelasting 2001 1.2 lid 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 29 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen