Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de helft van de uitkering op grond van de TOZO-1 terecht bij X in de heffing is betrokken.
X en zijn partner zijn gehuwd. De partner van X is in 2020 zelfstandig ondernemer. Zij vraagt in dat jaar een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO-1) aan. De gemeente kent een uitkering ter grootte van 100% van de gezinsnorm toe. De inspecteur corrigeert de aangifte IB/PVV 2020 van X door de helft van de uitkering aan hem toe te kennen. X is van mening dat de helft van de uitkering ten onrechte tot zijn inkomen uit werk en woning is gerekend.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de helft van de uitkering op grond van de TOZO-1 terecht bij X in de heffing is betrokken. X is terecht als rechthebbende van de helft van de TOZO-1 uitkering aangemerkt. Het recht op bijstand komt op grond van de Participatiewet aan de echtgenoten gezamenlijk toe. De omstandigheid dat de helft van de uitkering niet op de bankrekening van X is gestort, heeft niet tot gevolg dat X de uitkering voor de heffing van de inkomstenbelasting niet heeft genoten. Het genieten van inkomen kan ook via een ander plaatsvinden. De helft van de TOZO-1 is terecht en naar het juiste bedrag bij X in de heffing betrokken. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel van X slaagt niet.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Wet inkomstenbelasting 2001 3.101
Wet inkomstenbelasting 2001 3.100
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Sociale zekerheid bijstand
Editie: 18 september
Informatiesoort: VN Vandaag