Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door Rechtbank Gelderland toegekende vergoedingen niet te laag zijn. De proceskostenvergoeding per zaak is verlaagd naar € 50 omdat strikte toepassing van de forfaitaire regeling zou leiden tot een proceskostenvergoeding die de werkelijk gemaakte kosten ver zou overtreffen.

De gemachtigde van X is bij meer dan 1000 BPM-zaken betrokken. Na vergeefse onderhandelingen onder leiding van de rechtbank en prejudiciële vragen over of de gemachtigde van X als gemachtigde kan worden geweigerd (zie HR 29 januari 2021, 20/02446, V-N 2021/7.16) zijn de zaken zoveel mogelijk in clusters verdeeld om deze gezamenlijk af te doen. Met betrekking tot de behandeling van een dergelijk cluster van bezwaren oordeelt Rechtbank Gelderland dat er geen aanleiding is om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de juiste toepassing door de Hoge Raad van art. 110 VWEU, gegeven de uitleg die het Hof van Justitie EU daaraan heeft gegeven in zijn jurisprudentie. Verder stelt de rechtbank onder andere vast dat in een aantal zaken in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden. Ook bestaat in een aantal zaken recht op BPM-teruggaaf, variërend van € 4 tot € 90. De rechtbank kent verder nog een vergoeding voor proceskosten toe van € 3850 en de inspecteur moet € 27.360 aan griffierechten vergoeden. In hoger beroep voert X meerdere formele grieven aan. Zo is hij het niet eens met de toegekende proceskostenvergoeding en ISV. Deze acht hij te laag.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door Rechtbank Gelderland toegekende vergoedingen niet te laag zijn. De proceskostenvergoeding per zaak is verlaagd naar € 50 omdat strikte toepassing van de forfaitaire regeling zou leiden tot een proceskostenvergoeding die de werkelijk gemaakte kosten ver zou overtreffen. Dit vormt volgens het hof een bijzondere omstandigheid om van de forfaitaire regeling te kunnen afwijken. Met betrekking tot de ISV is het hof van mening dat de vergoeding € 500 per half jaar bedraagt. De stelling van X dat dat € 500 per auto moet zijn, wordt verworpen. Ook de overige stellingen van X worden verworpen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 4 december

50

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen