De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet bevoegd was te gelasten dat aan de heer X overeenkomstig art. 28c Inv. 1990 rente moet worden vergoed over de onverschuldigd betaalde BPM. In deze procedure was namelijk niet een voor bezwaar vatbare beschikking van de ontvanger voorwerp van geschil.
De heer X doet in 2012 BPM-aangifte vanwege de registratie van een uit Duitsland afkomstige personenauto met schade. Volgens de aangifte is € 16 aan BPM verschuldigd. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag van € 2290 is opgelegd. Hof 's-Hertogenbosch vermindert de aanslag tot € 416. Er moet door de inspecteur rente worden vergoed conform art. 28c Inv. 1990, te berekenen over het tijdvak dat begint op de dag na die waarop de aanslag is betaald en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling. X gaat in cassatie. De Staatssecretaris van Financiën gaat incidenteel in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet bevoegd was te gelasten dat aan X overeenkomstig art. 28c Inv. 1990 rente moet worden vergoed over de onverschuldigd betaalde BPM. In deze procedure was namelijk niet een voor bezwaar vatbare beschikking van de ontvanger voorwerp van geschil. Dit volgt uit HR 3 maart 2017, nr. 16/01176, r.o. 2.2.5, V-N 2017/14.9; art. 28c is op 1 januari 2015 onmiddellijk inwerking getreden en heeft dus als lex specialis voorrang op de algemene regeling die de belastingrechter de bevoegdheid geeft bij gegrondverklaring van een (hoger) beroep te beslissen op verzoeken om schadevergoeding. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 oktober