Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel bij de toepassing van het autokostenforfait. De wetgever mag het voordeel van de auto van de zaak op forfaitaire wijze berekenen en de wetgever hoeft daarbij niet rekening te houden met elke ongelijkheid in concrete situaties.

Aan X is een auto ter beschikking gesteld. Hij gebruikt de auto voor zakelijke en privédoeleinden. X telt in zijn IB-aangifte 2011 geen bedrag bij in verband met het privégebruik van de auto. Niet in geschil is dat X meer dan 500 kilometers in privé heeft gereden. X stelt dat de bijtelling in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Hij stelt daarbij dat hij in 2011 17.561 km met de auto heeft gereden en dat hij 17.958 zakelijke km's heeft gemaakt, waarvan 15.609 kilometer per trein voor eigen rekening in het kader van woon-werkverkeer. Volgens X wordt hij anders behandeld dan een werknemer die met een ter beschikking gestelde auto evenveel zakelijke kilometers maakt maar de auto niet voor privédoeleinden gebruikt.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel bij de toepassing van het autokostenforfait. Volgens de rechtbank behoort het namelijk tot de vrijheid van de wetgever om op forfaitaire wijze het voordeel te berekenen dat een werknemer geniet als hij voor privédoeleinden gebruik maakt van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto. De rechtbank overweegt hierbij dat een forfaitaire berekening een zekere grofheid impliceert waarbij de ongelijkheid in concrete situaties zich niet vertaalt in een recht evenredig verschil bij de berekening van het per saldo te belasten voordeel.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 3 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen