X gaat in bezwaar tegen navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en de daarbij opgelegde vergrijpboeten. De navorderingaanslagen zijn opgelegd na ontdekking van een niet-aangegeven buitenlandse bankrekening bij Crédit Suisse AG. X stelt dat het geld op de rekening toebehoort aan een derde, B, en niet aan hem. De inspecteur stelt echter vast dat X de rekening heeft geopend en gebruikt, en dat de bedragen op de rekening aan hem moeten worden toegerekend. In geschil is of de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en de daarbij opgelegde vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast geen aanleiding is om de vergrijpboeten te matigen nu de navorderingsaanslagen zijn vastgesteld op basis van de door de bank verstrekte informatie met betrekking tot de op de rekening gestorte en betaalde bedragen. De navorderingsaanslagen en vergrijpboeten zijn terecht met gebruik van omkering en verzwaring van de bewijslast opgelegd, omdat aannemelijk is dat X ten tijde van het doen van de aangifte zich ervan bewust was, althans zich ervan bewust moet zijn geweest, dat door zijn handelen een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De inspecteur is verder bij het opleggen van de navorderingsaanslagen en vergrijpboete uitgegaan van een redelijke schatting nu de door doorgevoerde correcties zijn gebaseerd op de door de bank verstrekte informatie. De vergrijpboeten worden wel verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. X' beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag