Belanghebbende (X) verkrijgt op 7 juni 2011, bij notariële akte, samen met haar partner de eigendom van een onroerende zaak. De terzake van de koop verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt € 9.390 (6% van de koopsom, conform art. 14 WBR). Op 1 juli 2011 wordt aangekondigd dat het tarief van de overdrachtsbelasting tijdelijk zal worden verlaagd naar 2%. In een besluit van de staatssecretaris van 1 juli 2011 wordt aangegeven dat de verlaging van het tarief terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 zal hebben. De maatregel is in het Belastingplan 2012 opgenomen. Belanghebbende stelt dat de inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door haar het verlaagde tarief te onthouden en dat andere belastingplichtigen contra legem zijn bevoordeeld.
Rechtbank Breda oordeelt dat terecht 6% overdrachtsbelasting is voldaan, omdat het tarief ten tijde van de levering 6% bedroeg. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de wetgever niet buiten de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid is getreden door de tariefsverlaging met ingang van 15 juni 2011 in te laten gaan. Volgens de rechtbank heeft de wetgever namelijk goede redenen gezien om de tariefsverlaging met ingang van 15 juni 2011 in te laten gaan. De rechtbank wijst er hierbij op dat daarbij zowel motieven op het gebied van de rechtszekerheid als budgettaire motieven hebben meegespeeld. Het gelijk is aan de inspecteur.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 6 maart